Het aangaan van een praatje met een onbekende vormt geen enkel probleem voor mij. Vanochtend nog voerde ik een vlot gesprek in de supermarkt met een dame die mijn boodschappen zonder enige terughoudendheid over de scanner zwiepte en ze met een vaart op de rolband gooide. "Zou je het iets rustiger kunnen doen?" vroeg ik nadat de familiezak chips – ja, ik weet het – bijna geraakt werd door een galiameloen. "Natuurlijk, maar er staan nog meer mensen te wachten, toch?" De woorden die daarop volgden, laat ik liever achterwege vanwege het taalgebruik van mijn gesprekspartner. Het resultaat? Die caissière zal me nooit meer zien.
Gesprekken met bekenden verlopen ook soepel. Wanneer ze de standaardvraag stellen: "Hoe gaat het met je?" kan ik zonder moeite enthousiast verkondigen dat alles "fantastisch!" verloopt. Dat is natuurlijk niet altijd het geval, maar op een klaagzang zit niemand te wachten. Daarvoor is die vraag ook niet bedoeld. Zulke vragen hebben slechts één doel: oppervlakkig contact zonder diepgaande interesse. Een quickie, zeg maar.
Moeilijker wordt het wanneer kulpraat samengaat met onbekende gezelschappen. Vooral wanneer ik alleen ergens naartoe ga (lees: moet) omdat mijn vriend veel liever op de bank blijft hangen. Wat voornamelijk gebeurt als er een bal over het televisiescherm rolt. "Ach lieverd, vandaag spelen Feyenoord, Ajax en Willem II en …" Zo belandde ik onlangs alleen op een receptie. Bloednerveus heb ik mijn entree driemaal overgedaan. Mensen die dat toevallig gezien hebben – vermoedelijk niemand want dat is het nare, terwijl ik me enorm opwind, is er geen haan die naar me kraait – zullen hooguit gedacht hebben: "Wat is dat voor mal mens?" Eenmaal over de drempel verliep alles zoals ik al gedacht had; niemand had me iets te vertellen en vragen werden al helemaal niet gesteld waardoor ik als een muurbloem overbodig stond te zijn.
Net op het moment dat ik dacht: ik vertrek, dook er een kerel op die de moeite nam om me een drankje aan te bieden en … een vraag stelde! "Zeg, wat vind je ervan dat we binnenkort op Mars kunnen wonen?" Een vreemde binnenkomer vond ik het wel. Daarnaast, ik hoop toch echt dat de Marsplannen niet te verwezenlijken zijn. Dus met een grijns antwoordde ik: "Verschrikkelijk! Eerst helpen we de aarde naar de knoppen, en nu willen we het heelal om zeep helpen!" Het gezicht van de man sprak boekdelen; blijkbaar was dit niet het standaard praatje dat hij verwachtte. Tja, daar stond ik weer, in mijn uppie.
Maar echt, ik leer het wel … heus!
© Sophie Dijkgraaff