“Papa dáár!” riep het jochie. Zijn blonde krullen dansten in de wind, zijn wijsvinger wees richting zee. Ongevraagd volgde ik zijn aanwijzing en zag wat dáár was: een groep surfers kleurde met hun zeilen het uitzicht. “Dat zou ik nog weleens willen doen, surfen. Lijkt jou dat ook wat?” hoorde ik mijn vriend zeggen. Verbaasd keek ik hem aan.
“Voor geen goud! Voor surfen heb je balans nodig, net als met schaatsen, en dat heeft mijn schepper me niet meegegeven.” Mijn vriend staakte het gesprek door met een glimlach een slok van zijn bier te nemen. Ondertussen veranderde ik in gedachten in een meisje van een jaar of tien. Samen met mijn zus en broer zit ik op de achterbank van onze Ford Taunus. Voorin zit mijn vader achter het stuur, een vers gerold shaggie achter zijn oren, naast hem mijn moeder. Sinds kort kan mijn vader surfen en daarom rijden we elk weekend van onze camping naar het Waalstrand.
Aangekomen op het strandje kan mijn vader niet wachten. Nog voor we goed en wel een plekje in het zand hebben gevonden, ligt de surfplank in het water en zien we hem deinend op de golven wegzeilen. Ondertussen is mijn moeder op een klapstoel gaan zitten. Ongerust kijkt ze mijn vader na. Haar blik spreekt boekdelen: als dat maar goed gaat. Terwijl mijn zus zich met veel geklungel omkleedt achter een handdoek die ik ophou, komt een buurman van de camping aangelopen.
“Hé Corry, is Jan er niet?”
Zonder uitnodiging ploft hij neer naast de stoel van mijn moeder. Ontspannen laat hij één van zijn opgetrokken benen zijwaarts vallen. Ik weet nog dat ik gefascineerd was door het onbekende lichaamsdeel dat brutaal door de te ruime pijp van buurmans zwembroek naar buiten stak. Dit had ik nog nooit gezien. Ritmisch, alsof het slangetje naar iets of iemand op zoek was, bewoog hij zachtjes heen en weer. Het vreemde beeld kon ik pas loslaten toen ik mijn broertje hoorde gillen: “Papa komt eraan!” Door de duinen zag ik een spierwitte man in een blauwe zwembroek sjokken. Onder zijn arm droeg hij een surfboard. Inderdaad, daar kwam onze surfer aan. Het wegzeilen was goed gegaan, maar terugzeilen: “Goh, dat viel tegen!”
Het surfavontuur van mijn vader is nog vaak ter sprake gekomen, net als buurmans zwembroek. Net zo'n lachsalvo als de belevenissen van toen veroorzaakten, haalde mij nu uit mijn mijmering. De vader had het blonde knulletje op zijn schouders gezet. Schaterend van de lach draaiden ze samen rondjes in het zand.
© Sophie Dijkgraaff