In opperbeste stemming fiets ik – net als die eenzame fietser uit het lied van Boudewijn de Groot, kromgebogen over het stuur tegen de wind in – naar het winkelcentrum. De zon schijnt. Op het fietspad komt een kat me tegemoet geslenterd, zonder links of rechts te kijken. Z’n ogen tot spleetjes geknepen, z’n houding onmiskenbaar koninklijk. Langs de vijver voeren kikkers een luidruchtig debat. Waarover? Geen idee. Politiek? Of wie gisteren nog in de bek van een reiger hing en er toch weer uitkwam?

Halverwege stop ik om mijn jas uit te trekken – tegen de wind in trappen blijkt warmer dan verwacht. Mijn oog valt op een lis aan de waterkant: een statige plant met een voorkeur voor natte voeten. Haar bloemen zijn diep geel, met sierlijk gebogen bloemblaadjes die doen denken aan vlinders. Ik loop er naartoe om te ruiken – nee, nauwelijks geur. Mooi zonder opsmuk. Even verderop wiegt mosterdzaad vrolijk langs het pad.

Geel is niet mijn kleur. Te schreeuwerig, vind ik altijd – alsof het voortdurend roept: ‘kijk naar míj!’ Voor mij hoort geel op kortingsstickers en waarschuwingsborden, niet in mijn kledingkast. Ik kies liever voor wit en blauw – rustig, betrouwbaar, precies zoals mijn boekenhoofd: een koppie dat liever verdwijnt in een verhaal dan luidruchtig meedoet aan de drukte.

Terwijl ik verder trap, blijven mijn ogen speuren naar geel. En jawel: een berm vol wilde bloemen trekt mijn blik naar zich toe. Ze wuiven als een opgewekt welkom. Grote ratelaar, boterbloemen, gele morgensterren – nonchalant gegroepeerde zonnetjes. Alsof dat nog niet genoeg is, piept onder een schutting brandkruid tevoorschijn: lichtgele bloemetjes in kransen rond hun stengels. De bijen zoemen er druk omheen – minstens zo enthousiast als ik me voel. Ik stap af, dit keer niet vanwege de warmte: dit vrolijke beeld moet op de foto.

Ineens weet ik het: geel is geen schreeuw, het is levenslust. Geen kleur die zich opdringt, maar pure vrolijkheid. Geen wonder dat je de kleur het hele jaar door in de natuur ziet. In de lente schieten overal gele bloemen uit de grond, en via een regenboog komt-ie gewoon weer terug in de herfst – in blaadjes die nog één keer oplichten voordat ze loslaten.

Thuis, na het uitpakken van de boodschappen, loop ik een rondje over mijn balkon. Alles oogt fris en vol belofte. De witte ramblerroos bloeit uitbundig; oleanders en hortensia’s beloven binnenkort aan te haken bij het bloemenfeest.

Toch denk ik: een vleugje geel maakt het nog nét wat sprankelender. Mijn balkon staat propvol, dus dit jaar is het voorbij met de pret. Volgend jaar misschien...? Tijd om te googelen! Zoals elk goed idee: het begint met een zaadje. Wie weet wat daaruit groeit.

© Sophie Dijkgraaff

Wij maken op deze website gebruik van cookies. Een cookie is een eenvoudig klein bestandje dat met pagina’s van deze website wordt meegestuurd en door uw browser op uw harde schrijf van uw computer wordt opgeslagen.