Scrollend door mijn Instagram voelde ik een venijnige steek van jaloezie. Het voorjaar nadert en dat betekent voor hobbytuinders: tijd om in de stemming te komen door foto’s van vorig jaar te delen. Mijn feed ontplofte zowat van de uitbundige balkons en tuinen vol hyacinten, narcissen, krokussen en tulpen in alle kleuren van de regenboog.
Elk stukje grond was precies één bij anderhalve meter, keurig aangelegd als een kleurige lappendeken. Daarna kwamen de schooltuintjes, die er beduidend minder mooi uitzagen. Om daar te komen, liep ik over een recht pad, langs paaltjes met kranen en boswachtersgroene tuingieters. Aan het einde lag mijn stukje Rotterdam.
In mijn kleine pan passen precies 75 middelgrote spruitjes. Ja, ik heb dat geteld. Het is precies genoeg voor twee personen, mocht je ooit een intiem spruitjesdiner organiseren. Om van mijn woonkamer naar het toilet te komen, zet ik veertien stappen. Op de douchemuur prijken zestien witte tegels op een rij. Ik weet wat je denkt: "Eh … wat ben ik in vredesnaam aan het lezen?" Maak je geen zorgen, je bent beland in de wondere wereld van mijn dwangmatige telgekte.
In een traag voortschuivende file reden we over de Ponte della Libertà, de brug die het vasteland met Venetië verbindt. Links raasde een trein voorbij, rechts had ik uitzicht op de lagune die de drijvende stad omarmde. Terwijl mijn vriend op de weg lette, vertelde ik hem wat ik zag: een wateroppervlak dat met elke beweging van de auto van tint veranderde, van lichtblauw naar zilver. Watervogels fladderden voorbij, hun vleugels een levendig contrast tegen de rustige achtergrond.
Bladeren of scrollen door oude foto’s, daar geniet ik van. Vooral vakantiekiekjes brengen mijn herinneringen weer tot leven. Vorige week zat ik met mijn vriendin Nina op de bank het fotoboek door te spitten dat ik maakte na ons weekje samen in Duitsland. Cochem, een charmant stadje aan de Moezel, om precies te zijn.
De sneeuw kraakte onder mijn voeten toen ik het busje uitstapte. Nadat ik negen uur lang opgepropt had gezeten in een te krappe stoel, kwamen we eindelijk aan bij ons hotel in Kitzbühel. Mijn allereerste wintersportvakantie voelde vanaf het eerste moment als een droom. De Kitzbüheler Horn en de Wilden Kaiser staken imposant boven het landschap uit, hun toppen gehuld in een stralend witte mantel. Wat een uitzicht! Mijn ogen gleden over de balkons van het hotel die schitterend versierd waren met kerstlichtjes. Ik stelde me voor hoe diezelfde balkons in de zomer vol zouden hangen met felgekleurde geraniums. Het was het perfecte Oostenrijkse plaatje, precies zoals in de folders.
Langs de haven stonden pastelkleurige huizen opeengestapeld als macarons, alsof een patissier ze met zorg had gerangschikt. De zee, een schilderachtig palet van turquoise en diepblauw, glinsterde als een sieraad onder de stralende zon. Terwijl ik de omgeving in me opnam, voelde ik die vertrouwde kriebels: puur geluk. Parga leek zo uit een sprookjesboek geplukt.
Hoe begin jij 2025? Ga je groot feesten, of houd je het klein? Bij mij geen vuurwerk, oliebollen of appelflappen – geef mij maar een bitterbal. Goede voornemens? Die laat ik aan anderen over. Wat ik wél klaar heb staan: bubbels. Ik weet: klokslag twaalf verandert niets, maar een feestwijn smaakt altijd.
Geniet jij ook zo van die mierzoete kerstcommercials waarin supermarkten en warenhuizen het magische kerstgevoel proberen te verkopen? Dit jaar staan huisdieren centraal in de reclames. Albert Heijn heeft een hamster die op de tonen van Wham! een engeltje in de sneeuw maakt. Bij Kruidvat en Jumbo schitteren hondjes in de hoofdrol, HEMA laat opa gezellig rollebollen met Siepie en Takkie. De Bona-reclame uit 1970, waarin een gezin gezellig door een idyllisch witte sneeuwwereld glijdt, lijkt nu een rauwe documentaire naast deze zoete kersttaferelen. Weet je nog? "Rij mee in de arrenslee door de sneeuw, wij nemen Bona mee!"
Hoe leit dit kindeke was het eerste liedje op onze kerstplaat van De Leidse Sleuteltjes. Die werd traditiegetrouw opgezet zodra mijn vader begon aan zijn jaarlijkse klus: de stam van de kerstboom passend maken voor de standaard. Hoorden we vanuit de keuken een vreugdekreet, dan wisten we: de boom stond. Het versieren kon beginnen!
Direct na het boeken van ons hotel begon de voorpret. Mijn vriendin Nina en ik struinden vol enthousiasme het internet af naar bezienswaardigheden in Lille en omgeving tijdens de kerstperiode. Het voelde alsof we een schatkist openden. Binnen no-time hadden we een ellenlange lijst, veel te veel voor een weekendje weg!
Toen ik een klein meisje was, kreeg ik behandeling voor een Wilms-tumor, een vorm van kinderkanker. In die tijd was het allesbehalve vanzelfsprekend om te overleven; ik had geluk. Nu, meer dan vijftig jaar later, zijn de overlevingskansen gelukkig veel groter.
Het vliegtuig stuiterde over de landingsbaan, alsof het twijfelde of het wel echt wilde landen. Mijn zus ving mijn blik, waarin paniek snel plaatsmaakte voor opluchting. Toen we stilstonden brak applaus los, ooit een vanzelfsprekende ode aan de piloot. Nu is vliegen zo gewoon als een brood halen bij de bakker; niemand denkt er nog aan te klappen.
De griep had me geveld. Mijn hoofd bonkte alsof er een samba-orkest in speelde en mijn keel voelde aan als schuurpapier. Zappen was de enige lichamelijke beweging die ik op kon brengen, van de ene tv-zender naar de andere; niets drong tot me door. Naast me trilde mijn telefoon. Een appje van Nina: ‘Hé Sophie, lig jij ook nog plat?’ Voordat ik antwoord gaf, kwam er een tweede bericht binnen: ‘Ik wandel door Barcelona!’
Naast vrouw ben ik collega, vriendin, tante, nicht, schrijfster, avonturier én huismus. Vooral die laatste twee botsen vaak. Hoewel ik geniet van reizen en een avontuurlijk leven mij geweldig lijkt, is heimwee altijd mijn metgezel. Toch laat ik me niet tegenhouden. Zodra de kans zich voordoet om nieuwe oorden te verkennen, stap ik vastberaden over de drempel.
We stonden op de achtersteven en zagen hoe mannen grote kabels gereedlegden. Voor ons doemde de Engelse kust op, stralend in het ochtendlicht. Een opgewonden kriebel kroop door mijn buik: ons avontuur begon nu echt. Zodra de grote deur van de veerboot openging, stuurde mijn lief onze auto de kade op. In mijn hoofd klonk The White Cliffs of Dover, de versie van The Righteous Brothers – mijn favoriet.
Mijn vriend gooide de dubbele deuren van onze hotelkamer open. De rivier Arc ruiste vrolijk op de achtergrond terwijl ik met een glas witte wijn het balkon opstapte. Binnen worstelde hij met de koffers die hij op een gammel bagagerek probeerde te krijgen. "Lukt het, schat?" vroeg ik vriendelijk.
We zaten gezellig bij Irodion, de Griek vlak bij mijn huis. De aroma’s van Stifado en Kalamaria stegen op van onze borden en mengde zich in de lucht. Onze glazen Ouzo stonden op typisch Griekse onderzetters met het meandermotief – cliché, maar sfeervol. Met mijn ogen dicht liet ik de klanken van de bouzouki op de achtergrond me meenemen naar een terras op een zonovergoten eiland, waar alles eenvoudiger leek.
De dagen gleden ontspannen voorbij. Elke ochtend schenen zonnestralen zacht door de wiegende gordijnen en wekten ons. Na het ochtendritueel – opstaan, douchen en aankleden – nestelden we ons op het terras van het hotel; de geur van vers brood en espresso vulden de lucht. De rest van de dag verkenden we de betoverende straten van de oude stad Firenze en slenterden we langs de majestueuze palazzi aan de Arno. ’s Avonds genoten we van de lokale keukens die steeds weer onze smaakpapillen prikkelden – de Fritto Misto di Mare was goddelijk – met bruisende prosecco.
De wachtkamer bracht niets nieuws: zuchtende mensen, piepende telefoons. Een dokter met een sombere uitdrukking op zijn gezicht beende voorbij, blik op de vloer, alsof daar de antwoorden lagen. Tegenover me zat een vrouw verdiept in het boek Een cursus in wonderen. Normaal niets voor mij, maar op dat moment kon ik wel een wondertje gebruiken. Laat me dat even uitleggen.