Direct na het boeken van ons hotel begon de voorpret. Mijn vriendin Nina en ik struinden vol enthousiasme het internet af naar bezienswaardigheden in Lille en omgeving tijdens de kerstperiode. Het voelde alsof we een schatkist openden. Binnen no-time hadden we een ellenlange lijst, veel te veel voor een weekendje weg!
Toen ik een klein meisje was, kreeg ik behandeling voor een Wilms-tumor, een vorm van kinderkanker. In die tijd was het allesbehalve vanzelfsprekend om te overleven; ik had geluk. Nu, meer dan vijftig jaar later, zijn de overlevingskansen gelukkig veel groter.
Het vliegtuig stuiterde over de landingsbaan, alsof het twijfelde of het wel echt wilde landen. Mijn zus ving mijn blik, waarin paniek snel plaatsmaakte voor opluchting. Toen we stilstonden brak applaus los, ooit een vanzelfsprekende ode aan de piloot. Nu is vliegen zo gewoon als een brood halen bij de bakker; niemand denkt er nog aan te klappen.
De griep had me geveld. Mijn hoofd bonkte alsof er een samba-orkest in speelde en mijn keel voelde aan als schuurpapier. Zappen was de enige lichamelijke beweging die ik op kon brengen, van de ene tv-zender naar de andere; niets drong tot me door. Naast me trilde mijn telefoon. Een appje van Nina: ‘Hé Sophie, lig jij ook nog plat?’ Voordat ik antwoord gaf, kwam er een tweede bericht binnen: ‘Ik wandel door Barcelona!’
Naast vrouw ben ik collega, vriendin, tante, nicht, schrijfster, avonturier én huismus. Vooral die laatste twee botsen vaak. Hoewel ik geniet van reizen en een avontuurlijk leven mij geweldig lijkt, is heimwee altijd mijn metgezel. Toch laat ik me niet tegenhouden. Zodra de kans zich voordoet om nieuwe oorden te verkennen, stap ik vastberaden over de drempel.
We stonden op de achtersteven en zagen hoe mannen grote kabels gereedlegden. Voor ons doemde de Engelse kust op, stralend in het ochtendlicht. Een opgewonden kriebel kroop door mijn buik: ons avontuur begon nu echt. Zodra de grote deur van de veerboot openging, stuurde mijn lief onze auto de kade op. In mijn hoofd klonk The White Cliffs of Dover, de versie van The Righteous Brothers – mijn favoriet.
Mijn vriend gooide de dubbele deuren van onze hotelkamer open. De rivier Arc ruiste vrolijk op de achtergrond terwijl ik met een glas witte wijn het balkon opstapte. Binnen worstelde hij met de koffers die hij op een gammel bagagerek probeerde te krijgen. "Lukt het, schat?" vroeg ik vriendelijk.
We zaten gezellig bij Irodion, de Griek vlak bij mijn huis. De aroma’s van Stifado en Kalamaria stegen op van onze borden en mengde zich in de lucht. Onze glazen Ouzo stonden op typisch Griekse onderzetters met het meandermotief – cliché, maar sfeervol. Met mijn ogen dicht liet ik de klanken van de bouzouki op de achtergrond me meenemen naar een terras op een zonovergoten eiland, waar alles eenvoudiger leek.
De dagen gleden ontspannen voorbij. Elke ochtend schenen zonnestralen zacht door de wiegende gordijnen en wekten ons. Na het ochtendritueel – opstaan, douchen en aankleden – nestelden we ons op het terras van het hotel; de geur van vers brood en espresso vulden de lucht. De rest van de dag verkenden we de betoverende straten van de oude stad Firenze en slenterden we langs de majestueuze palazzi aan de Arno. ’s Avonds genoten we van de lokale keukens die steeds weer onze smaakpapillen prikkelden – de Fritto Misto di Mare was goddelijk – met bruisende prosecco.
De wachtkamer bracht niets nieuws: zuchtende mensen, piepende telefoons. Een dokter met een sombere uitdrukking op zijn gezicht beende voorbij, blik op de vloer, alsof daar de antwoorden lagen. Tegenover me zat een vrouw verdiept in het boek Een cursus in wonderen. Normaal niets voor mij, maar op dat moment kon ik wel een wondertje gebruiken. Laat me dat even uitleggen.
Het is fascinerend hoe verhalen een eigen leven leiden. Wat begint als een klein voorval verandert al snel in een spannend avontuur dat je rode oortjes bezorgt. Neem bijvoorbeeld de aanrijding van vorige week bij Nina in de straat.
De verbouwing is afgerond. Groene borden met witte letters wijzen zelfs de grootste chaoot moeiteloos de weg naar de juiste spreekkamer. De medewerker die bij het nummertjesapparaat stond is verdwenen – een gemis voor wie twee keer uitleg nodig heeft. Achter me hoor ik het ongeduld van zuchtende mensen, hun voeten schuifelen over de vloer.
Hij praat over lekkende daken en gescheurde muren terwijl zijn hand door zijn wilde, krullende haar schiet. Geen statige kasteelheer in fluwelen mantel, maar een man in een versleten spijkerbroek en een oude wollen trui. Elke zin ademt passie als hij vertelt over zijn erfenis – Muncaster Castle, in het ruige noorden van Engeland.
Zonder waarschuwing trekt de hemel dicht. De zon maakt plaats voor dikke, koude druppels waartussen de lucht zich vult met een aardse geur. Een dweilorkest dat in de tuin van de buren vrolijke noten de wereld in blies, vlucht struikelend met hun trompetten, trommels en trombones naar een overkapping. Op een tak van mijn olijfboom ploft een doorweekt en verfomfaaid roodborstje neer. Zijn kraaloogjes priemen naar me, alsof ík de regenkraan heb opengezet. "Sorry joh, ik kan er ook niets aan doen dat het plenst,” prevel ik terwijl hij zijn veren uitschudt.
‘Zo ontmasker je een leugenaar', stond er boven een artikel van Psychologie Magazine. Terwijl ik in de zon zat en de tips doorbladerde, kwam plotseling een scherpe herinnering uit mijn kindertijd naar boven.
Zonlicht danste speels op de drukke winkelstraat van een afgelegen dorpje diep in de Ardennen. Felgekleurde luifels wiegden boven schots en scheef geplaatste marktkramen. Met de mensenstroom meebewegend, gleden mijn vingers over vergeelde tafelkleedjes van Brussels kant en mijn ogen over beduimelde pagina’s van vergeten verhalen. Bij een oude dame ontdekte ik een servies, uitgestald als een puzzel met ontbrekende stukjes. De geur van versgebakken Bouquins, de lokale lekkernij, hing overal in de lucht.
Nauwelijks hadden we Breda achter ons gelaten of een fel geel bord stuurde ons abrupt van koers: wegwerkzaamheden. De zon brandde op het asfalt terwijl we over onbekende wegen reden: het geroezemoes van de stad vervloog. Mijn vriend zuchtte en draaide de radio harder. "En daar gaan we weer, op naar de alternatieve toeristische route!" mompelde hij met een ondertoon van frustratie.
Vierentwintig tuinliefhebbers zaten vol verwachting in de bus, wachtend op de veerboot van Calais naar Dover. Naast mij en mijn zus, aan de andere kant van het gangpad, zaten twee oud-verpleegsters. De een was een vlot type van ongeveer vijfenzestig, de ander deelde zonder gêne haar leeftijd terwijl ze, midden in de doorgang, enthousiast wat gymnastiekoefeningen deed. “Het bloed moet blijven stromen, ook als je drieënzeventig bent!” Aan haar deftige uitspraak was te horen dat ze niet in een achterbuurt was opgegroeid. Mijn zus en ik keken elkaar aan, een glimlach op onze gezichten. De sfeer in de bus deed me denken aan die zorgeloze dagen van schoolreisjes, toen alles nog een avontuur leek.
Tijdens onze romantische trip naar Firenze kon ik het weer niet laten: mensen kijken blijft mijn favoriete bezigheid. Vooral als ze zich onbespied wanen: er is altijd wel iemand die via de neus een hersenmassage probeert uit te voeren. Ook amusant: de intrigerende kunst van het onderbroeksjorren, want ja, een string kan prachtig zijn, maar tegelijkertijd vreselijk kriebelen. De memorabelste gluurervaring beleefde ik in een pittoresk restaurant dat bekend staat om zijn authentieke keuken.
Zodra ik een kringloopwinkel binnenstap, volg ik een vast ritueel. Eerst dwaal ik langs de oude serviezen, waar ik steevast fantaseer over hun verleden. Welke tafels hebben ze gesierd? Bij welke gelegenheden? Het porselein uit de art-deco periode – een stijl die mijn hart sneller doet kloppen – roept beelden op van dames in charlestonjurken en kenmerkende klokhoedjes, dansend om de eettafel. Alsof je op een filmset van The Great Gatsby staat.