Het was dinsdag, de regen kletterde neer en mijn goede humeur was samen met de zon verdwenen. In de wachtkamer waar ik moest zijn, was het een drukte van jewelste. De laatste vrije stoel was naast een man met een blauwe Appie-tas tussen zijn knieën geklemd. Zijn vingers dansten over het scherm van zijn telefoon alsof hij een meesterpianist was. Geen ramp, echter sinds corona houd ik liever afstand van vreemde mensen.

Met een beleefd "goedemorgen" plofte ik neer op de vrije stoel. De man keek op van zijn telefoon en staakte zijn getik. Hij beschouwde mijn groet klaarblijkelijk als een uitnodiging voor een gesprek. Na een vluchtige uitwisseling van onze redenen om in de wachtkamer te zitten, schakelden we over naar een onderwerp waar ik altijd voor te porren ben: tuinieren.

In no-time kreeg ik een gedetailleerd verslag over een plaag die zijn tuin teisterde. Geen ordinair ongedierte, nee, het waren egels. Zijn tuin was volgens hem het nieuwe Walhalla voor een complete egelkolonie. "Ik weet niet hoe ze het doen", zuchtte hij. "Eerst dacht ik dat het er een of twee waren, inmiddels vermoed ik dat ze een egelnetwerk hebben opgezet."

Hoewel mijn ervaring met egels nul komma nul is, wist ik een meelevende lach op mijn gezicht te toveren. De man ging onverstoorbaar verder. "Vorig jaar had ik ook al een ware egel-tsunami in de tuin. Elke keer als ik ze naar het park bracht, kwamen die stekelige rakkers gewoon weer terug kuieren. Alsof ze een TomTom in hun snuitjes hebben. Op een avond dacht ik: dit moet rigoureuzer. Dus, dikke handschoenen aan en de tuin in. Binnen een half uur had ik er zes in een bak.”

Dat was het moment dat ik besefte: dit belooft een leuk wachtkamergesprek te worden. Mijn stemming klaarde op.
"En toen?” vroeg ik, vol verwachting.
"In het stikdonker aangekomen bij het bos, buk ik om die beesten uit de bak te halen, en wat denk je?"
Ik zat op het puntje van mijn stoel, klaar voor de apotheose.
“Hoor ik ineens achter me: ‘Zo, dat ziet er lekker uit!’ Blijk ik op een homo-ontmoetingsplaats te staan!”
Ik barstte in lachen uit. “En? Hebben ze je geholpen? Ik bedoel met die egels?”
“Nou, laten we zeggen dat de egels een goed thuis hebben gevonden en dat ik sindsdien wel twee keer nadenk over eventuele dumpplaatsen.”

Met een glimlach dacht ik aan mijn eigen balkon, een oase waar egels geen poot aan de grond krijgen. Terwijl ik wegdroomde, klonk er een naam door de wachtkamer. De man met de Appie-tas stond op, knikte me gedag en vertrok. Toen besefte ik dat afstand houden soms verstandig is, maar het zijn juist de verhalen van vreemde mensen die je dag een onverwachte positieve wending kunnen geven.

© Sophie Dijkgraaff

Wij maken op deze website gebruik van cookies. Een cookie is een eenvoudig klein bestandje dat met pagina’s van deze website wordt meegestuurd en door uw browser op uw harde schrijf van uw computer wordt opgeslagen.