Ik was dertien jaar oud toen een Zweedse popgroep de hitlijsten bestormde: ABBA! Mijn zus en ik waren meteen verkocht. Je kent het wel: voor de tv, haarborstel als microfoon, danspasjes imiteren en meeblèren. Een paar minuten waren wij de echte Dancing Queens. Ik was Agnetha, mijn zus Frida. We leefden voor de glitters en de glamour, al was het maar in onze verbeelding.
Na de ABBA-periode zong ik mee met elke artiest die de hitlijst beklom. Laatst viel het me op dat ik dat meezingen niet meer doe. Mijn zangambities zijn blijkbaar met het uitzwaaien van mijn jeugd vervlogen. Alleen als ik boos ben, laat ik mijn frustratie weleens los in een zangexplosie – of beter gezegd, een schreeuwpartij. Twee nummers zijn daarvoor favoriet. F*** You, Very, Very, Very Much, uit de gelijknamige televisieserie, al is die voor het echte vuurwerk te vrolijk. Voor grote ergernissen is You Oughta Know van Alanis Morissette geschikter. Vooral de laatste zin van dat couplet brul ik uit volle borst mee. Meestal in de auto, tot grote schrik van medeweggebruikers die me aankijken alsof ik rijp ben voor het gesticht. Nou, op dat moment wel, maar zodra de muziek stopt, ben ik weer helemaal zen.
Toen ik deze alinea's uittypte, liet Nina zichzelf binnen met de sleutel.
“Hé Sophie, weer druk aan het rammelen op je laptop? Waar gaat het over?”
Na een vluchtige kus las ik het stukje aan haar voor.
“Dat is waar”, zei Nina, “ik heb je nooit horen zingen. Zelfs niet op vakantie onder de douche. Ik heb een idee. In Rotterdam is een karaokehotspot, Duke of Tokyo met een private room. Daar kun je lekker je longen uit je lijf zingen zonder dat iemand het hoort. Nou ja, ik dan.”
Nina pakte van het aanrecht de afwasborstel en swingde door de kamer. “Super Trooper bla, bla, bla.” Ik moet bekennen, het was zo’n koddig gezicht dat ik bijna meedeed. Bijna.
Terwijl Nina op de bank plofte en me vragend aankeek, boorde ik haar idee de grond in. “Ik in een karaokebar? Nooit!” Nina’s ogen twinkelde.“ Ach, kom op, Sophie. Je mist je jeugdige zangambities. Het is het tijd om die weer tot leven te brengen.” Ik rolde met mijn ogen. “Echt niet.”
Zwak als ik ben, stonden we een week later in een private room bij Duke of Tokyo. De valse noten rolden door de ruimte en we gierden van het lachen. Even voelde ik me weer die zorgeloze dertienjarige. Ik besefte dat sommige jeugddromen nooit echt verdwijnen; ze liggen gewoon te wachten op een goed moment om weer op te bloeien. Dus in de toekomst speel ik zo af en toe weer voor Dancing Queen. En weet je, dat voelt heerlijk!
© Sophie Dijkgraaff