Het vliegtuig stuiterde over de landingsbaan, alsof het twijfelde of het wel echt wilde landen. Mijn zus ving mijn blik, waarin paniek snel plaatsmaakte voor opluchting. Toen we stilstonden brak applaus los, ooit een vanzelfsprekende ode aan de piloot. Nu is vliegen zo gewoon als een brood halen bij de bakker; niemand denkt er nog aan te klappen.

Samen met mijn zus en een stel andere vrijgezellen vakantiegangers – op zoek naar zon, zee en strand – meldde ik me bij de douane. Tot onze verrassing lag de douanebeambte nog in bed! Gelukkig kregen we afleiding. Onze reisleider Bo voegde zich bij ons: lang, blond, gebruind, een surfboy met zonnebril en het charisma van een Griekse god. Zonder dat iemand het startsein gaf, begon de wedstrijd om zijn aandacht.

Na het inchecken in het hotel liepen we naar de havenpromenade. Bo koos een taverna die bekend stond om zijn uitstekende gerechten. Hij had niet overdreven. Op tafel verschenen schalen vol mezedes, dampend en vol aroma: tzatziki, dolmades, garides saganaki, een waar feestmaal. Voor het hoofdgerecht koos ik stifado. De geur van gestoofd vlees met kaneel en kruiden vulde de ruimte en maakte mijn eetlust nog groter. Het vlees was zo mals dat het me deed denken aan het draadjesvlees van mijn moeder. Sindsdien staat dit gerecht hoog op mijn lijstje van favorieten. Na een glaasje Metaxa, om af te sluiten, wandelden mijn zus en ik voldaan terug naar het hotel.

De ochtend na de overvloedige maaltijd werd ik ziek. Een snel opgetrommelde dorpsdokter stelde de diagnose: “Trofikí dilitírisi”. Hoe onze reisleider de vertaling uitsprak, met zijn charmante accent, deed 'voedselvergiftiging' bijna klinken als een leuke vakantieactiviteit. Niets was minder waar. Dagenlang bestond mijn dieet uit slappe thee en witbrood. Eet smakelijk, of zoals de dokter glimlachend zei: “Kalí órexi!”

Tijdens mijn ziekbed kwam Bo regelmatig langs, altijd vergezeld door het vrouwelijke deel van de reisgroep. Niet om mijn welzijn te checken – nee, ze kwamen vooral kijken of ik niet stiekem met hun goddelijke reisleider flirtte. Ik kon er wel om lachen, die geveinsde blikken van medeleven, terwijl hun echte zorgen duidelijk ergens anders lagen.

Kort voor het einde van de vakantie was ik genoeg opgeknapt om van zon, zee en een trip naar het oude Olympia, de geboorteplaats van de Olympische Spelen, te genieten. De laatste avond op Zakynthos voeren we langs de beroemde blauwe grotten naar een strand voor een barbecue. Mijn zus had inmiddels de liefde gevonden, net als Bo. Op zijn gitaar speelde hij het ene liefdesliedje na het andere, wat niet alleen zijn liefje liet zwijmelen. Zodra de houtskool goed heet was, ging het vlees op het rooster. En ja hoor... iemand (ik weet nog steeds niet wie) liet een karbonade in het zand vallen en besloot die in de zee af te spoelen. Die karbonade belandde op mijn bord, waarop mijn maag besloot opnieuw in protest te gaan.

Na deze groepsvakantie ben ik nog vaak teruggekeerd naar het Griekse eiland. Zonder Bo of karbonades die in zeewater waren geweekt, wel met Nina, mijn beste vriendin. Jaren later was het mijn lief met wie ik genoot van al het moois op Zakynthos. Elke keer dat ik een bord stifado bestelde, dacht ik: sommige reizen vergeet je niet. Niet om wat je hebt gezien, maar om wat je hebt overleefd.

© Sophie Dijkgraaff

Wij maken op deze website gebruik van cookies. Een cookie is een eenvoudig klein bestandje dat met pagina’s van deze website wordt meegestuurd en door uw browser op uw harde schrijf van uw computer wordt opgeslagen.