Toen ik een klein meisje was, kreeg ik behandeling voor een Wilms-tumor, een vorm van kinderkanker. In die tijd was het allesbehalve vanzelfsprekend om te overleven; ik had geluk. Nu, meer dan vijftig jaar later, zijn de overlevingskansen gelukkig veel groter.
Genezen van kinderkanker betekent niet dat je het daarna achter je kunt laten. Kanker blijft een deel van je leven. Dankzij chemotherapie en bestraling ben ik erdoorheen gekomen, maar later bleek dat die behandelingen vaak blijvende schade opleveren. Daarom moet ik nog regelmatig op controle. Afgelopen week was het tijd voor een coloscopie. Omdat ik ook diabetes heb, moest ik voor dat onderzoek in het ziekenhuis blijven. Tijdens mijn verblijf herinnerde ik me een ander onderzoek dat me altijd is bijgebleven.
Een paar jaar geleden moest ik een echo van mijn buik laten maken. De laborante waarschuwde me alvast: “De gel is een beetje koud.” Ze had gelijk, het voelde alsof mijn hele lichaam in een ijsblok veranderde.
Na wat leek op een ‘massage’ vroeg ze: “Ligt je goed?”
Ik kan je vertellen, zo’n onderzoeksbed is natuurlijk geen wellness-ervaring, maar de pleaser in mij zei toch: “Prima.”
“Mooi, dan beginnen we,” zei ze.
Met de geluidskop van het echoapparaat wreef ze over mijn rechterkant.
“Kun je nu op je rechterzij draaien? Dan doe ik de andere kant,” vroeg ze na een paar minuten.
Mijn linkerkant kreeg dezelfde royale laag ijskoude gel. Mijn net ontdooide lijf veranderde weer in een ijssculptuur.
“Alles oké? Dan ga ik door,” zei ze, zonder mijn antwoord af te wachten. Ze ging verder met de linkerzijde. Ik merkte dat ze daar veel langer mee bezig was dan aan de andere kant. Mijn gedachten schoten meteen alle kanten op: heeft ze iets gevonden? Ik keek naar de klok: tien minuten … wat is dit? Haar blik was ernstig, en ze likte zenuwachtig haar lippen. Dit voelde niet goed.
"Is er iets?" vroeg ik uiteindelijk, mijn stem net iets te hoog van de spanning.
“Nou…” zei ze aarzelend. Na wat voor mij een eeuwigheid leek, vervolgde ze:
“Ik ga even de dokter roepen.”
“Dus er is iets niet goed?” vroeg ik meteen.
“Ik kan je linker nier niet vinden.”
Een zucht van opluchting rolde over mijn lippen.
“Daarvoor hoef je de dokter echt niet te halen”, zei ik glimlachend. “Die kan hem ook niet vinden.”
Ze keek me aan alsof ze niet begreep wat ik zei.
“Ik heb geen linker nier. Heb je mijn dossier niet gelezen?”
Haar gezicht kleurde rood. Ik interpreteerde dat als: oeps.
Tja, soms is het leven gewoon een opeenstapeling van misverstanden en verrassingen. Dat ik er nog ben om die momenten mee te maken, voelt als een geschenk.
© Sophie Dijkgraaff