Mijn vriendin Nina was al tijden vruchteloos op zoek naar een outfit voor een bruiloft. Tot ze vorige week in een of ander hip tijdschrift een waanzinnige jurk ontdekte. Eén probleempje: de winkel die deze moet-ik-hebben jurk verkocht, bevond zich in België. Om precies te zijn, in de stad Namen. Hoewel ik in eerste instantie wat tegensputterde, leek het me uiteindelijk een prima excuus voor een weekendje weg. Dus met een flinke vaart richting Wallonië.
Onderweg reden we langs schattige dorpjes, maisvelden, koeien en Mariakapelletjes. Tot we dringend een wc nodig hadden. Alsof de duvel ermee speelde, geen café open, geen plasplek te vinden. En dan doet mijn brein iets geks. Als een mantra dreunde er een woord door mijn hoofd: wc, wc, wc. Elke dreun zorgde voor een ontspanning waarvan ik vreesde dat die me fataal zou worden vóór ik een pot had bereikt.
"Dan maar naast de auto", opperde Nina. Dat leverde een nieuw probleem op. Wij zijn geen kerels die even snel langs de route hun piepie tevoorschijn toveren. Een nieuwe missie werd geboren: een rustig landweggetje vinden. Na even zoeken klonk het triomfantelijk naast me: "Kijk, Sophie, dáár!"
Daar was inderdaad een prima plek. Ik hurkte – soepel, al zeg ik het zelf – en voelde een gigantische opluchting. Toen moest Nina, dat ging minder vlot. Op haar heipalen zakte ze door haar knieën achter de auto. "Niet kijken Sophie, dan lukt het niet." Demonstratief draaide ik mijn rug naar haar en wachtte op een verlossende zucht. Die kwam, gevolgd door een kreet: "Kom gauw!" Wat ik toen zag? Nina, gehurkt, met één hand aan de trekhaak. Haar hakken waren in de grond weggezakt, waardoor ze haar evenwicht kwijt was. "Ik kom niet omhoog!" Tja, wat doe ik dan... nee... dat deed ik niet, nog niet. Wel nadat er uit het niets een joelend peloton wielrenners voorbijkwam. Arme Nina. En ik? Ik zat de verdere rit opgescheept met een pruttelende vriendin.
Nadat we dat avontuur hadden overleefd, kwamen we aan bij onze bestemming. Wat denk je? Boetiek failliet. In een oogwenk veranderde Nina van een pruttelende vriendin in een furieuze heks. Kreten die ik beter niet kan herhalen vlogen om mijn oren. Om de sfeer te redden, riep ik opgewekt: "Gelukkig zie ik wel een leuke kroeg! Ik sterf van de dorst!"
Maar zelfs de belofte van een flinke pul bier leek haar niet op te vrolijken. Met een gezicht als een donderwolk slofte ze achter me aan het café in, waar ze haar verdriet probeerde weg te spoelen.
Gelukkig verliep de volgende dag een stuk beter; onderweg naar huis vonden we alsnog de perfecte outfit. Op het feest straalde Nina naast de bruid, en ons avontuur werd dé anekdote van de avond. Zelfs Nina kon er uiteindelijk om lachen. Toen wel.
© Sophie Dijkgraaff