‘Zo ontmasker je een leugenaar', stond er boven een artikel van Psychologie Magazine. Terwijl ik in de zon zat en de tips doorbladerde, kwam plotseling een scherpe herinnering uit mijn kindertijd naar boven.
Op een stralende zomerdag was ik na schooltijd stiekem met een vriendinnetje naar het speelplein gegaan. Ik wist dat mijn ouders dit niet zouden goedkeuren: het vriendinnetje was te wild, het klimrek te gevaarlijk. Toen ik voor het avondeten thuiskwam en mijn moeder vroeg waarom ik zo laat was, flapte ik eruit: “Ik moest nablijven op school.” Mijn moeder keek even bedenkelijk, maar vroeg niet verder. Een knoop trok strak in mijn maag terwijl ik naar mijn kamer vluchtte.
Die avond zat ik bovenaan de trap, mijn hoofd rustend op mijn knieën. Buiten sloeg de kerkklok negen. Vanuit de woonkamer klonk zacht rumoer. De geur van spruitjes en suddervlees hing nog zwaar in de lucht. Achter me draaide mijn zus rusteloos heen en weer in bed, verstrikt in haar dromen. Ik wist dat ik die nacht geen oog dicht zou doen zonder mijn leugen op te biechten. De spanning in mijn lichaam nam toe. Bij elke traptree werden de stemmen van mijn ouders duidelijker; mijn vader schaterde om een hilarische gebeurtenis op zijn werk terwijl mijn moeder hem bleef uithoren. Stilletjes glipte ik voorbij de slaapkamer van mijn broer. Mijn klamme hand klemde zich om de deurklink van de woonkamerdeur, die ik langzaam naar beneden drukte. Teruggaan was geen optie.
Op het moment dat ik de woonkamer binnenstapte, keek mijn moeder op. “Kun je niet slapen, Sophie?” vroeg ze bezorgd. De tranen die ik had geprobeerd te onderdrukken, rolden plotseling over mijn wangen. Met horten en stoten biechtte ik mijn leugen op. Haar strenge blik verzachtte snel: “Nou,” zei ze met een knipoog, “ik denk niet dat je snel weer een leugen vertelt!” De kamer vulde zich met gelach. De knoop in mijn maag loste langzaam op. Sindsdien probeer ik eerlijk te blijven, al geef ik de waarheid soms een klein beetje glans.
© Sophie Dijkgraaff