We stonden op de achtersteven en zagen hoe mannen grote kabels gereedlegden. Voor ons doemde de Engelse kust op, stralend in het ochtendlicht. Een opgewonden kriebel kroop door mijn buik: ons avontuur begon nu echt. Zodra de grote deur van de veerboot openging, stuurde mijn lief onze auto de kade op. In mijn hoofd klonk The White Cliffs of Dover, de versie van The Righteous Brothers – mijn favoriet.
Na het verlaten van de Port of Dover, waar we vol bewondering naar de glanzende motorboten keken, reden we richting Brighton. Onderweg vergaapten we ons aan statige landhuizen en hielden een late picknick op een heuvel met prachtig uitzicht. Gouden bladeren dwarrelden op een zachte bries, terwijl de lucht warm oplichtte in het licht van de middagzon. Na een stop in Swanley werd het tijd om een slaapplek te zoeken.
We kwamen terecht in een felroze B&B, een echte blikvanger met een sierlijk vintage uithangbord boven de ingang en hangmanden gevuld met witte cyclamen, grassen en hedera aan de muren. De knusse uitstraling verleidde ons direct om te blijven. Na een heerlijke salade met een enorm gulle portie cheddar – de beste die ik ooit had geproefd – trokken we ons terug op onze kamer. Bij binnenkomst dacht ik meteen: die kok regelt vast ook de verwarming, zo warm was het! Zelfs met de ramen wijd open bleef het benauwd.
De volgende ochtend verlieten we, nog steeds oververhit, de B&B en zetten koers naar onze eindbestemming. Wie nu de detectiveserie Grace kijkt, ziet een elegante boulevard en een opgeknapte pier, destijds was het een schim van wat het ooit was. Na het bewonderen van alle pracht en praal in het Royal Pavilion begon de zoektocht naar een nieuwe slaapplek. Uiteindelijk kwamen we terecht bij Joanne en Daniel, de charmante eigenaren van een B&B aan de haven. Wat een gastvrijheid! Daniel had de Guinness al voor ons ingeschonken, nog voordat onze koffers binnen waren.
Onder het uitwisselen van reisverhalen vertelde Joanne enthousiast over hun trip naar onze bollenvelden dat jaar. Wij over ons avontuur in Athene. Ons etentje in een lokale pub ging niet door, Joanne zette een shepherd's pie in de oven. De hartige geur van gestoofd vlees en kruidige aardappelen kroop door de deur en liet mijn maag knorren. Tegen middernacht strompelden we naar onze slaapplek, nagenietend van onze avond. Ik hoorde het gesnurk van mijn lief al voordat ik het licht uitdeed.
Stadse geluiden wekten ons de volgende ochtend. Door de dunne vitrage zagen we hoe het oppervlak van de Engelse Zee in een kleurrijk lichtspel veranderde.
"Zullen we hier nog een nacht blijven?" opperde mijn bedpartner.
"Lijkt me heerlijk, die bedden liggen geweldig," antwoordde ik.
"Prima! Ga jij douchen, blijf ik nog even liggen," grapte mijn eeuwige verloofde.
"Luilak!" Met een glimlach liep ik naar de gezamenlijke badkamer van Joanne en Daniel. Wat ik aantrof, deed me twijfelen aan onze keuze.
Na het douchen droogde ik me af met een handdoek die aanvoelde als schuurpapier. Goed, dat kon ik wel verdragen. Het moment van twijfel kwam toen ik uit de douche stapte en mijn oog viel op twee glazen waarin kunstgebitten leken te wiebelen, alsof ze zich opmaakten voor een dans. Brr! Meteen kreeg ik het beeld van een tandeloze Joanne en Daniel voor me, die ongeduldig in hun kamer wachtten tot ik vertrok. Ondertussen had mijn jukebox een nieuw deuntje te pakken: Paul McCartney’s Will you still need me, will you still feed me, when I'm sixty-four?
Sindsdien bezochten we Engeland vaak, gelukkig zonder nog eens een kamer te vinden met een onverbiddelijke kachel of een verrassende ontdekking in de badkamer.
© Sophie Dijkgraaff