Naast vrouw ben ik collega, vriendin, tante, nicht, schrijfster, avonturier én huismus. Vooral die laatste twee botsen vaak. Hoewel ik geniet van reizen en een avontuurlijk leven mij geweldig lijkt, is heimwee altijd mijn metgezel. Toch laat ik me niet tegenhouden. Zodra de kans zich voordoet om nieuwe oorden te verkennen, stap ik vastberaden over de drempel.

Heimwee zat ook in de auto toen ik als twintiger met een schoolvriendin op pad ging. Haar jeugdherinneringen aan vakanties in Hongarije leidden ons naar het Balatonmeer. In een Fiat Panda vertrokken we, via Duisburg en Keulen, naar onze eerste tussenstop: Frankfurt am Main. Als ik het me goed voor de geest haal, hadden we toen geen kamer geboekt. Omdat mijn vriendin achter het stuur zat, was het mijn taak bij elk hotel te vragen of er plek was. Dat is altijd zo gebleven. Als ik nu met mijn eeuwige verloofde op stap ga, is de rolverdeling nog steeds: hij stuurt, ik vraag.

Ik heb geen idee waarom ik Frankfurt am Main altijd voor me zag als een grauwe industriestad. Ons bezoek aan het centrum veranderde die voorstelling volledig. De vakwerkhuizen rondom de Römerberg en de oude fontein met de Romeinse godin Justitia vormden een romantisch plaatje. Na een broodje braadworst, met geurige jus die ervan afdroop, een pils en een goede nachtrust, zetten we onze reis voort. De volgende geplande tussenstop was de geboorteplaats van Mozart, Salzburg. Wat me van dat bezoek het meeste bijbleef, was het adembenemende uitzicht op de Festung Hohensalzburg. ’s Avonds verlichtte de burcht het landschap, wat een sprookjesachtig beeld opleverde. Er was geen gelegenheid om de bezienswaardigheid te verkennen; de tijd vloog voorbij. Ook die avond volgde het ritme: hotel zoeken, eten, slapen om de volgende dag onze eindbestemming te bereiken.

Wat wist ik als twintigjarige van Hongarije? Niets. Natuurlijk had ik weleens goulash gegeten, maar verder reikte mijn kennis niet. We reden door dorpjes als Rábapaty, Gérce en Csabrendek. Mijn vriendin vertelde zo enthousiast over haar jeugd dat ik haar avonturen meebeleefde. Tussen haar woorden door zag ik langs de route kraampjes met slingers gedroogde pepers en manden vol paprika’s. Tegen de tijd dat het donker werd, reden we langs een oude begraafplaats. Door een groot ‘gouden’ hek zag ik op de verweerde graven een overvloed aan bloemen en tientallen brandende kaarsjes. Het was Allerzielen. Nadat ik me had vergaapt aan dit magische tafereel – mijn vriendin zat intussen als een struisvogel in de auto, zich onttrekkend aan de confrontatie met de vergankelijkheid – reden we verder naar ons eindpunt.

We troffen een hotel direct aan het Balatonmeer. De kamer was precies wat we nodig hadden na de lange rit. Mijn vriendin dook meteen onder de douche, ik schonk een glas wijn in om de heimwee weg te spoelen. Voldaan dacht ik: dit is een van die zeldzame reizen waar alles goed lijkt te gaan. Geen wegomleggingen die mijn zorgvuldig uitgestippelde route dwarsboomden, nergens verdwaald. Helaas duurde die euforie niet lang. Met mijn glas wijn in de ene hand opende ik met de andere de gordijnen, klaar om eindelijk van het beloofde feeërieke uitzicht te genieten. Niets. Het Balatonmeer had zich verstopt onder een dikke laag mist. Twee dagen aan het, naar zeggen fantastische meer, geen water gezien. Gelukkig had het hotel een prima wellnesscentrum, waardoor onze tocht niet helemaal voor niets was!

@Sophie Dijkgraaff

Wij maken op deze website gebruik van cookies. Een cookie is een eenvoudig klein bestandje dat met pagina’s van deze website wordt meegestuurd en door uw browser op uw harde schrijf van uw computer wordt opgeslagen.