In een traag voortschuivende file reden we over de Ponte della Libertà, de brug die het vasteland met Venetië verbindt. Links raasde een trein voorbij, rechts had ik uitzicht op de lagune die de drijvende stad omarmde. Terwijl mijn vriend op de weg lette, vertelde ik hem wat ik zag: een wateroppervlak dat met elke beweging van de auto van tint veranderde, van lichtblauw naar zilver. Watervogels fladderden voorbij, hun vleugels een levendig contrast tegen de rustige achtergrond.
Na het parkeren wandelden we over de Ponte degli Scalzi en toen – bam – leek ik pardoes een Fellini-film binnen te stappen. Mijn blik bleef hangen op de Basiliek van San Simeone Piccolo. De groene koepel torende zelfverzekerd boven de stad uit, alsof ze riep: 'Kijk naar mij!' Pas toen mijn vriend zei: "Kom op, Sophie, er is meer te zien,” liet ik het sprookjesachtige tafereel met tegenzin achter me.
We dwaalden door de smalle steegjes die Venetië haar unieke charme geven, langs etalages vol Murano-glaskunst in alle denkbare kleuren. Bij de Ponte di Rialto stopten we voor een welverdiende pauze: hij een espresso, ik een cappuccino. De Canal Grande, blauwgroen met een gouden zonnegloed, schitterde terwijl gondeliers hun elegante gondels moeiteloos tussen het chaotische ballet van motorboten door stuurden. Na de koffie wandelden we verder de wijk San Polo in, met als kers op de taart een bezoek aan het iconische Piazza San Marco en het indrukwekkende Palazzo Ducale.
Zoals altijd op vakantie zocht ik naar een typisch aandenken van de stad. Ik vond mijn souvenir bij een van de charmante marktkraampjes op de Giardini Ex Reali: een Venetiaans masker. Cliché? Absoluut. Maar dit masker was anders: blauw, mijn favoriete kleur, met een verfijnd web van zilveren filigraan dat sierlijk om de ogen en neus kronkelde. De randen waren afgewerkt met glinsterend zilver dat de vormen benadrukte, terwijl subtiele parelmoerblauwe tinten het masker tot een kunstwerk maakten. Eén blik, en ik was verkocht. Het masker ook.
Om ons veel te korte bezoek aan de stad in stijl af te sluiten, streken we neer bij Ristorante Antico Martini. Het terras, vrolijk aangekleed met geraniums in dezelfde knalrode tint als de parasols, bood een perfect uitzicht op de voorbij slenterende toeristen: een kleurrijke stoet van zonnehoeden, zomerse jurken en korte broeken. Plotseling klonk een tenorstem vanaf het water. Warm, zuiver en intens – alsof Pavarotti zelf ons een serenade bracht. Na een goed glas Cynar, dat door zijn bittere, kruidige smaak tot een van mijn favoriete drankjes is gaan behoren, bestelden we allebei een bord frutti di mare en een glas Soave. De kok maakte de belofte op de menukaart helemaal waar: we smulden! Ik voelde me bijna exploderen van geluk, tot …
”Zeg schat, waar heb je dat tasje met mijn masker gelaten?”
“Euh, dat had jij toch?”
"Nee, ik gaf het aan jou toen ik een foto wilde maken.”
Zo kwam het dat we ons, na die verrukkelijke maaltijd, in allerijl terug naar de Giardini Ex Reali repten. Onderweg stuurde ik mijn wens de kosmos in: "Laat ze alsjeblieft nog zo’n masker hebben." De reactie? Niks, noppes, nada. Een uur later verlieten we Venetië – op naar nieuwe avonturen, een ander aandenken. Zonder masker.
© Sophie Dijkgraaff