Mijn moeder had een strak weekschema: maandag wassen, dinsdag stoffen, woensdag boenen. Of iets in die trant – precies weet ik het niet meer, ik was kind. En kinderen hebben belangrijkere zaken te doen: buiten spelen en strategisch spruitjes ontwijken tijdens het avondeten.
Ondanks mijn glansrijke opleiding aan de huishoudschool – waar ik de perfecte knielhouding voor vloerwrijven leerde – houd ik geen weekschema. De was draait in het weekend (lage stroomkosten), de rest wacht tot het huis vraagt: "Is dit een woonkamer of een opslagplaats?" Wat ik wél heb overgenomen: de voorjaarsschoonmaak.
Zodra de zon zich langer laat zien en het licht ongenadig stoffige hoeken en vingerafdrukken blootlegt, begint het te kriebelen. Kasten zwaaien open, ik bekijk stapels troep met een kritisch oog. Tijdens zo’n opruimbui duiken spullen op die ik jaren niet heb aangeraakt. Dit keer een oranje boekje met op de kaft een meisje in een rood jurkje, hoge laarzen en naast haar een platenspeler met een klankhoorn. Mijn poëziealbum, uit 1975.
Voor het jonge volk: een poëziealbum, steevast uitgesproken als poesiealbum, was de sociale media van vroeger. Vrienden en familie schreven er gedichtjes in, niet opgeluisterd met selfies of dansende GIFs, maar met poëzieplaatjes. Zoete tafereeltjes met kabouters, ezeltjes, prinsessen in glitterjurken en bloemen. Overal bloemen. Vooral het vergeet-mij-nietje was een klassieker onder de versjes.
Want dat was de bedoeling van het album: de schrijver niet vergeten. Ironisch genoeg blader ik nu door het boekje en rijst steeds dezelfde vraag: "Wie wás dat ook alweer?" Veel namen zijn vervaagd, maar tussen de goedbedoelde wensen als "Blijf vrolijk en gelukkig!" valt één tekst in sierlijke letters op. Het handschrift van mijn moeder.
28 januari
De dag is aangebroken,
Wij gaan weer aan het werk.
Wij houden niet van luieren
Want werken maakt ons sterk!
We gaan weer spitten, harken
In ’t uitgestrekte bos
Wij houden van hard werken
Dat maakt de spieren los.
Mamma
Als kind las ik het vluchtig, zonder er echt bij stil te staan. Het was, zoals je nu zou zeggen, gewoon voor de leuk. Vijftig jaar later raakt haar handschrift me. Geen emoji’s, geen AI die rijm perfectioneert. Gewoon mama, met een pen in haar mooiste handschrift. Achter vergeeld plakband schuilen een poes, rozen en ja, daar zijn ze weer – vergeet-mij-nietjes.
Ik nip van mijn koffie en lees de tekst opnieuw. "Arbeid adelt", lijkt mijn moeder te zeggen. Een overtuiging die lang vanzelfsprekend was: hard werken als deugd, het gezin als middelpunt. Ik begin te fantaseren: had mijn moeder een vooruitziende blik? Na wat omzwervingen vond ik mijn rust naast een stadsbos. Geen tuin om te spitten en te harken, maar een bloemrijke balkonjungle, vol wormen, spinnen en andere jeuk veroorzakende insecten, waar ik vol enthousiasme mijn innerlijke tuinier ontketen. En die vergeet-mij-nietjes? Die heb ik niet nodig om haar dichtbij te voelen. Haar stem, haar lach, haar blik – ze springen tevoorschijn op de onverwachtste momenten.
Dus geen zorgen, mam, je blijft opduiken op de meest verrassende momenten. Gelukkig zonder spruitjes...
© Sophie Dijkgraaff