Het schurende geluid van een snoeizaag verstoort de rust. Het koolmeesje dat zijn lokroep vanuit de seringenboom de wereld inslingerde, vliegt verschrikt weg. Krachtige handen zwaaien het zaagblad van links naar rechts – een tuinman kort de heg van de buurman moeiteloos in. De stem van mijn vader duikt op uit mijn herinnering: "Kijk eens hoe mooi recht!"
Ik ben terug in de tuin van kennissen, diep in de Belgische Ardennen. Meer dan alleen een idyllische vakantiebestemming – het was ook onze doe-het-zelf-jungle. De heg snoeien was een avontuur op zich, veel te hoog voor een simpele roetsj! langs de toppen. Daarom klom mijn vader op een aanhangwagen, die mijn broer met een minitrekker langzaam vooruitreed. Een dag lang vlogen takken en lachsalvo’s door de lucht. En soms ook mijn vader, als hij zijn evenwicht verloor.
Na een dag groen temmen en geplaag over scheve lijnen zaten we ’s avonds met z’n allen in de tuin, met koffie en aardbeiengebakjes die ik bijna dagelijks met mijn moeder haalde bij de boulangerie. Mijn vader leunde achterover, keek grijnzend naar het snoeiwerk en zei steevast die ene zin.
Naast het snoeiwerk bekommerden we ons ook om het grasveld – favoriet, want daarvoor kwam eveneens de trekker van stal – en de groentetuin. Ik zie het stukje moestuin nog precies voor me. In een hoek groeide rabarber met felroze stengels en grote, donkergroene bladeren. Tegen stokken klommen bonen, hun bloemen deden denken aan lathyrus, maar misten de zoete geur. In andere vakken stonden tomaten, courgette, sla, bietjes en tuinbonen.
Die laatste, de tuinbonen, vroegen om extra aandacht. De zwarte bonenluis stortte zich massaal op de sappige toppen van de planten. Wisten wij veel – op onze eigen tuin hadden we nog nooit zo’n soort bonen gekweekt. Dus haalden we zwaar geschut tevoorschijn: een arsenaal aan gif waar een ongediertebestrijder jaloers op zou zijn. Achteraf bleek de oplossing kinderlijk eenvoudig: top de plant na de zesde bloemtros en de luis zoekt een andere snackbar. Hadden we dat maar eerder geweten, in plaats van al die gifdampen rond te spuiten. Gelukkig dopten we de bonen altijd dubbel voordat we ze aten.
Terwijl ik zit te mijmeren, zet de tuinder zijn snoeizaag uit. Als op commando keert de koolmees terug en hervat zijn liefdeslied. Opeens weet ik het: ik ga terug naar de tuin van onze familievakanties. Waar de zomer eindeloos leek, we de dagen afsloten met koffie en aardbeientaart en in de tuin altijd iets te beleven viel. Zou de heg nog altijd zo mooi recht zijn, of mist hij mijn vaders touch?
© Sophie Dijkgraaff