“Zijn dit jouw ouders op hun trouwdag?” Nina houdt een zilveren fotolijst omhoog. Ik kijk naar mijn ouders, gevangen achter matglas, staande naast een zetel. Mijn vader in een grijs pak, mijn moeder in een wit mantelpakje met een hoed die doet denken aan een baret met voile. In haar vrije hand houdt ze een bruidsboeket van lelietjes-van-dalen.
“Ja”, zeg ik, “zo’n typische jaren-vijftigfoto. Ik ben altijd benieuwd geweest naar de echte kleuren van hun kleding. Een vraag die je pas stelt als het te laat is.”
Ik volg mijn vriendin naar het balkon. In de warme lentezon drinken we koffie. De blauwe regen ontvouwt zijn frisgroene bladeren, hier en daar verschijnen de eerste knoppen. Ik geniet nu al van wat komen gaat. Ook de seringenboom doet zijn best. Binnenkort hangt zijn geur weer in de lucht.
“Ik heb de dahlia’s opgepot”, zegt Nina. “Lady Darlene. Die hadden we thuis ook in de tuin.” Ze kijkt dromerig voor zich uit, alsof ze even terug is in die oude tuin.
“Nu moet ik ineens aan gladiolen denken, die heb ik ook eens geprobeerd te kweken als ode aan het verleden.”
“Hoezo gladiolen?” Nina buigt naar voren. Meer aanmoediging heb ik niet nodig.
“Onze eerste familievakantie naar de Ardennen was één groot drama. Drie weken regen, op één dag na. Zodra we op die ene ochtend eindelijk blauwe lucht zagen, sprongen we in de auto – mijn vader achter het stuur – op weg naar Dinant.
Het werd een echte vakantiedag. We slenterden door schilderachtige straatjes, gingen naar de citadel en keken naar boten die rustig over de Maas gleden. Overal in de stad stonden van die enorme, felgekleurde saxofoons. Natuurlijk maakten we daar vakantiekiekjes van. Bij de lunch aten we steak frites en als toetje sorbetijs. Even vergaten we al die regendagen. De zon maakte alles goed.
Op de terugweg kwamen we langs een bloemenwinkel die zo uit een Engels tuintijdschrift leek te komen. “Kijk eens hoe mooi!” zei mijn moeder, terwijl ze wees op een bos donkerrode gladiolen. Iedereen riep wat ooh’s en aah’s, waarna de pas er weer in ging. Zonder dat ze het doorhadden, stapte ik bij de fleuriste naar binnen. In mijn beste Frans vroeg ik: ‘Je voudrais un bouquet, euh … glaïeuls rouges.’ Ik vond het wel vreemd dat die man me aankeek met een blik van ‘echt?’, maar sloeg er verder geen acht op. Met een flinke smak Belgische francs rekende ik af en liep stralend naar mijn moeder. Ze was zó blij! Pas jaren later ontdekte ik dat gladiolen in België geen feestbloemen zijn, zoals bij ons bij de Nijmeegse Vierdaagse. Integendeel, ze worden daar gezien als bloemen voor op het graf.”
Nina schiet in de lach: “Wat had ik graag je gezicht gezien toen je dat hoorde! Kostelijk!”
Giechelend oppert ze een briljant plan:
“Weet je, als het je niet lukt om gladiolen te kweken, waarom probeer je dan niet lelietje-van-dalen?”
“Dat is een idee. Misschien bloeien ze op 13 mei, de trouwdag van mijn ouders.”
© Sophie Dijkgraaff