Plots zie ik iets bewegen: twee piepkleine pootjes, snel, onrustig. Dan wroet een kopje zich tussen de bladeren van mijn hortensia door en kijken we elkaar verbaasd aan: de muis en ik. Mijn hartslag knalt omhoog. Wat kan zo’n klein wezentje nu eigenlijk aanrichten?, hoor ik je denken. Eigenlijk niets. Voor hem – of haar, daar wil ik vanaf wezen – ben ik een grote blonde reus. Toch zit ik er ondertussen bij als een wokkel: opgekruld in mijn tuinstoel, adem ingehouden.

Mijn ogen schieten van de muizenverjager in het stopcontact – volkomen nutteloos – naar de muis. Die dribbelt gehaast door naar de volgende balkonplant. Doodstil sla ik zijn wandeling gade. Opeens schiet hij vlak voor me langs en klimt, vliegensvlug, tegen de balkonmuur op, om te verdwijnen onder het houten plafond. Verbaasd kijk ik de indringer na, komt hij nog terug? Mijn ogen blijven strak gericht op de plek waar hij verdween.

Terwijl ik op adem kom denk ik: wat nou als ik die kier, waar de muis doorheen is geglipt, dicht maak? Voor ik het weet spring ik in standje: actie! Ik zet de keukentrap neer, klim omhoog, met keukenpapier stevig in mijn hand. Zo goed als ik kan, stop ik het papier in de kier. Voldaan kijk ik naar mijn werk en ruim de trap op. Rust!

De rust blijft uit. Bij elke beweging schrik ik op. Ruisende bladeren, trillende bloemen – alles is verdacht... Zijn er meer muizen?

Dan begint het gedonder. Een film die ik zelf niet heb uitgekozen, begint te draaien in mijn hoofd. Ik zie de paniekerige muis door het donker rennen: waar is hier de nooduitgang? Muizenkinderen kruipen hysterisch bij elkaar: papa is verdwenen! Moeder muis maakt het nog erger: haar gekrijs is zo doordringend dat ik bijna hoofdpijn krijg. Na tien minuten geef ik het op.

Uit de bijkeuken pak ik opnieuw de keukentrap. Dit keer klim ik omhoog, gewapend met een mes, en probeer de prop keukenpapier los te wrikken. Een eindeloos gepiel. Met een gevoel van: goed bezig!, zet ik door. Ik moet en zal die muizenkinderen hun vader teruggeven, de moeder haar man.

Ineens meen ik achter me iets te horen. Ik draai me om en kijk opnieuw recht in de ogen van – geloof het of niet – de muis. Aan de andere kant van het houten plafond moet hij een uitgang hebben gevonden. Als een haas schiet hij naar de pot met mijn hortensia om daar bij te komen van zijn avontuur. Voor mij is het duidelijk: deze column tik ik in de woonkamer, met deuren en ramen potdicht.

© Sophie Dijkgraaff

Wij maken op deze website gebruik van cookies. Een cookie is een eenvoudig klein bestandje dat met pagina’s van deze website wordt meegestuurd en door uw browser op uw harde schrijf van uw computer wordt opgeslagen.