Ik kan ’s nachts flink tobben over een verhit gesprek van die voorbije dag. De scherpste antwoorden schieten door mijn hoofd, te laat, zoals altijd. Onmiddellijk bedenk ik hoe ik de volgende keer zal reageren. Als die kans zich aandient, ben ik alles weer vergeten, net als de vorige keer. Wat me ook dicht laat klappen: mensen die je in een gesprek meteen overbluffen met hun kennis. Ze lijken zo zelfverzekerd, terwijl ik me altijd zorgen maak over wat ik verkeerd zou kunnen zeggen.

Afgelopen augustus was ik op een tuinreis in Frankrijk, daar ervoer ik zo’n moment. De eerste tuin die we aandeden, Jardin de Maizicourt, was een plek waar de tijd leek stil te staan. Rond een statig 18e-eeuws kasteel strekten de tuinen zich uit, opgedeeld door lange lanen die uitnodigden tot wandelen.

Met zevenentwintig vrouwen en drie mannen slenterden we als padvinders langs de bloemenperken. Ik ben dol op bloemen, maar voor mij is elke hortensia, in welke kleur of vorm dan ook, gewoon … een hortensia. Terwijl we tientallen variëteiten passeerden, wees ik mijn zus op een bijzonder blauw exemplaar dat ik weer simpelweg ‘hortensia’ noemde. Meteen schoten mijn medereizigers in de stressstand. “Dat is een hydrangea!” klonk het fel. Wat is er verdikkeme mis met de Nederlandse naam, dacht ik. Maar goed, ik ben niet iemand die graag gelijk krijgt, dus besloot ik mijn mond te houden. Mijn plek in de botanische wereld? Helemaal onderaan, ergens bij de ongevraagde tuinaccessoires.

Na het gedoe met de familienaam gebeurde er iets wonderlijks: de tuinfanaten buitelden over elkaar om als eerste de soortnaam te noemen. Abacadabra-woorden rolden over het grasveld: 'paniculata', 'macrophylla', 'quercifolia'... Eerlijk, ik ben dol op Latijnse plantennamen, maar onthouden? Dat lukt me niet. En het hoeft ook niet, want een bloem wordt er niet mooier van. Nadat één medereiziger het magische toverwoord had uitgesproken, overspoelden de overige botanisten de ongekroonde koning met extra aandacht.

Met schrijven raak ik gelukkig niet in de knoop. Dan kan ik uren nadenken over de juiste woorden, de juiste leestekens. Laatst vroeg iemand me een presentatie te geven. Mijn eerste wedervraag was: "Mag het met PowerPoint?" Ik zag mezelf al staan, rug naar de zaal, alles opdreunen zonder een steek te laten vallen. Meteen voegde ik erachteraan dat vragen stellen na afloop niet gewenst was. Je raadt het al: het optreden vond nooit plaats. Ach, de teleurstelling was van korte duur – al was het wel jammer.

Ik moet me erbij neerleggen: ik zal nooit zoals Esther Ouwehand met twee armen in de lucht een podium betreden. Of, zoals Dilan Yeşilgöz, glimlachend door een messenslijpend publiek lopen. Ik zou na elke 'aanval' geen oog meer dichtdoen. Laat mij maar in de coulissen stukjes schrijven. Dat bevalt me prima!

© Sophie Dijkgraaff

Wij maken op deze website gebruik van cookies. Een cookie is een eenvoudig klein bestandje dat met pagina’s van deze website wordt meegestuurd en door uw browser op uw harde schrijf van uw computer wordt opgeslagen.