Ik sta met mijn vriendin Nina in de Starbucks. Voor ons staat een lange rij pelgrims, op weg naar de toonbank voor een latte macchiato met havermelk, een vleugje kurkuma, vanille of iets anders supertrendy. Foam-art-hartjes vliegen je om de oren, net zo scheutig als kusjes-emoticons op Facebook. Wat ik zo enig vind, is dat de medewerkers van dit koffieheiligdom je naam roepen zodra je cafeïneshot klaar is. ’t Is net of je bij familie op bezoek bent — maar dan zonder dat ongemakkelijke smakmoment waarbij ik altijd verkeerd begin en een botsing onvermijdelijk is.

De geur van koffie brengt me terug naar mijn ouderlijk huis. Ik zie mijn vader, druk bezig met het malen van koffiebonen. Hij gebruikte daarvoor een elektrische molen, blauw, met een doorzichtig dekseltje waarachter de bonen op en neer sprongen alsof het kleine luchtacrobaten waren. Als kind stond ik erbij, gebiologeerd; elk sprongetje leek een klein wonder.
Zodra de bonen waren vergruisd, nam mijn moeder het over: zij deed het poeder in het koffiefilter, met een schepje Buisman voor dat beetje extra pit. De yin en yang van mijn jeugd: bonen en Buisman, in één filter. Dan begon het heetwaterritueel. Na het eerste scheutje liet mijn moeder de koffiedrap even wellen, daarna liet ze in rondjes straaltjes water langzaam over het filter stromen. Elk rondje spoelde het zakje schoon, alle aroma moest in de pot. In de woonkamer zat mijn vader achter zijn krant, ongeduldig als een verslaafde die wachtte op zijn shot.
Later deed het koffieapparaat zijn intrede in onze keuken. Knopje indrukken en het water druppelde vanzelf in het filter. Klaar! De koffiemolen werd ook zonder pardon weggebonjourd. Het kleine ritueel verdween; de magie zat voortaan verstopt in Douwe Egberts snelfiltermaling en een simpele aan-en-uitknop.
Nina tikt me aan en wijst naar een man. Met zijn mobieltje fotografeert hij zijn cappuccino, uit elke mogelijke hoek. Straks belanden die foto’s op sociale media, tussen talloze andere close-ups van eten en drinken. Mijn oog valt op een laag tafeltje, waaraan een vrouw voor haar cameralens zit te lachen. Een TikTok-video? Drie keer moet de scène over en driemaal forceert ze een spontane lach. De maakbare wereld, denk ik. Ach, zijn we niet allemaal bezig de beste versie van onszelf aan de wereld te tonen?
Ik hoor Nina giechelen om het tafereel, zelf moet ik glimlachen. We hebben de gewoonste dingen omgetoverd tot een uithangbord van ons perfecte leventje. Het is belachelijk én prachtig tegelijk, dit kleine theater van schuim en mensen. Ergens zit iets herkenbaars in dit absurdisme: we willen er allemaal bij horen, op sociale media én in de echte wereld. Zelfs een simpele beker koffie kan daar een handje bij helpen.
Uiteindelijk roept de barista onze namen. Twee dampende cappuccino’s staan klaar op de toonbank. Ik neem er een in mijn handen; de warmte laat mijn vingers gloeien. Eigenlijk bracht dit bezoek aan Starbucks me niet alleen koffie, maar ook een kleine tijdreis naar de keuken van mijn ouders. Zo magisch wordt het nooit meer, hoe mooi het schuim ook glanst.
© Sophie Dijkgraaff

