Draadloze oortjes – toevallig in de aanbieding, luxe én goedkoop – zijn sinds afgelopen voorjaar mijn nieuwe speeltje. Bij de eerste zonnestralen nestelde ik me op het balkon, drankje binnen handbereik, Patrick Bruel zachtjes in mijn oren. Geen buren die al wekenlang boorden. Geen telefoontjes die meteen een antwoord eisten. Geen eenden die elkaar luid kwakend op de hielen zaten. Het was alleen ik en de Franse zanger.

Al snel was ik aan die oordopjes verknocht. Ze gingen overal mee naartoe. In de trein ontglipte me het gekakel van medepassagiers – een stiltecoupé is tegenwoordig meer een rollende theekrans – en in het ziekenhuis drong geen ach en wee meer tot mij door. Ik zweefde in mijn persoonlijke geluksbubbel.

Vandaag staat de APK-keuring van mijn auto op de planning.
“Je kunt erop wachten, met een beetje mazzel is het zo gebeurd,” zei de garagist opgewekt toen ik belde.
Ik zie het al helemaal voor me: koffie, mijn oortjes en een roddelblad dat thuis verboden is, maar dat ik bij anderen schaamteloos verslind. Ondertussen inspecteren onbekende handen mijn zwarte monster van onder tot boven.
Alleen … waar zijn die dopjes? 

Niet dat ik zo’n rommelkont ben. Mijn vriendin Nina vindt me eerder manisch netjes. Van mijn hardnekkige drang overal symmetrie in aan te brengen kan ze in een deuk liggen. Sleutels zijn het enige wat ik structureel kwijtraak. Hangen ze niet braaf aan het haakje, dan vind ik ze steevast op plekken waarvan ik me afvraag: hoe in vredesnaam zijn ze dáár beland? De vreemdste vondst tot nu toe: in de koelkast, pal naast de roomboter. Vandaag heb ik daar ook gekeken. Niks.

Dus hup, zonder dopjes op pad. Onbeschermd, weerloos, en blootgesteld aan de volle klanken van het dagelijks leven.

Ken je dat ook, dat een zoekgeraakt ding maar blijft rondzingen in je hoofd? Je loopt in gedachten wel honderd keer door je huis. Waar had ik ze ook alweer het laatst?

In de wachtruimte van de garage geef ik het op en kieper mijn tas om. Gelukkig ben ik de enige die zit te wachten; niemand die getuige is van de rommel die zich over tafel uitstort: halflege Dextro-rollen, schuifspelden van toen ik nog lang haar had – jaren geleden – een Chanel-parfummonster en andere nutteloze ballast.

De afvalbak staat er niet voor niets. Hij slikt alles wat ik niet nodig heb met de toewijding van een goed opgevoede labrador. Twee vliegen in één klap: ik mijn tas op orde, hij zijn honger gestild.

Na drie kwartier verschijnt de garagist: mijn sleutels in de hand, het keuringsbewijs triomfantelijk in de andere. Het zwarte monster is kerngezond.

Nog maar net thuis hoor ik de voordeur opengaan.
“Hé Sophie.” Mijn vriend komt naar binnen geslenterd en legt achteloos iets op het aanrecht. Mijn dopjes.
“Hoe kom jij dáár nou aan?” vraag ik, mijn stem een paar octaven hoger van verbazing.
“O, ik dacht, laat ik ook eens in de trein een geluksbubbel creëren.”
“Had je dat niet even kunnen zeggen? Ik heb me suf gezocht naar die dopjes.”
Hij gniffelt en haalt zijn schouders op. Even krijg ik de neiging hem om de oren te slaan. Maar die glimlach … precies waarom ik jaren geleden voor hem viel. Ach ja. Liefde is je oortjes delen – of je dat nu wilt of niet.


© Sophie Dijkgraaff

Wij maken op deze website gebruik van cookies. Een cookie is een eenvoudig klein bestandje dat met pagina’s van deze website wordt meegestuurd en door uw browser op uw harde schrijf van uw computer wordt opgeslagen.