Iedereen stapt de bus in, gekleed in zijn beste kleren, alsof er een modeshow tussen de hortensia’s gepland staat. Ze glimlachen beleefd naar elkaar en mompelen een voorzichtig ‘goedemorgen’, waarna ieder weer terugzakt in zijn eigen bubbel – klaar voor de tuinreis.

Bij het eerste tuinbezoek schuifelt het gezelschap wat onwennig langs elkaar: taxeer ik eerst de plant of mijn medereiziger? Zonder aankondiging begint de quiz: wie weet alle bloemennamen – en vooral, wie kent ze in het Latijn? 

In de tweede tuin barst het echte werk los. Naast een riedel Latijnse namen worden de adviezen over standplaats en snoeiwijze in hoog tempo uitgewisseld.
‘Ik zou hem eerder in de halfschaduw zetten', klinkt het, met de ernst van een minister die zijn portefeuille verdedigt – compleet voorbijgaand aan het feit dat we te gast zijn in een tuin die zonder onze adviezen prima floreert. Soms voelt het meer op een debat in de Tweede Kamer dan op een relaxed dagje groen.

Het ontspannen begint pas ’s avonds, tijdens het welkomstdiner. De tuinliefhebbers hebben elkaar beter leren kennen, de eerste lege flessen wijn zijn omgewisseld voor volle. Langzaam zakken de maskers; broekknopen gaan open, buiken schuiven naar voren. De gesprekken worden losser, de lach rolt makkelijker. Tussen tiramisu en koffie groeit het echte groepsgevoel – en dat blijft de rest van de reis moeiteloos bestaan.

Terwijl ik een herfstaster oppot – zo’n zenmoment waarin mijn brein zijn eigen gang gaat – schiet me ineens te binnen: een tuinreis lijkt verdacht veel op de politiek. In het begin hullen alle deelnemers zich in beleefdheid: vriendelijk glimlachen, andere standpunten voorzichtig bewateren. Na een paar dagen – of na een paar debatten in Den Haag – zie je wie het snelst groeit, wie zijn buurman subtiel overwoekert en wie in de zon wil staan.

Net als in de politiek vormen zich onder de tuinders allianties van gelijkgestemden. Hier een biologisch kamp, daar een kunstmestfractie. Ik sluit me aan bij de puur-natuurclub – voor mij geen kunstgrepen. Vanaf de zijlijn probeert de reisleider de stemming zachtjes bij te sturen. Voor je het weet barst de heuse campagnemodus los – niet om het Torentje, maar om het mooiste bloembed. Tussen lijsttrekkers en tuinreizigers is er één groot verschil: tuinders luisteren echt naar elkaar, verheffen zelden hun stem, wegen elkaars standpunten af – en, hoe verrassend, kijken verder dan hun eigen gelijk.

Even stel ik me voor: wat als alle lijsttrekkers op tuinreis gaan? Hoeft niet ver – we moeten tenslotte aan het milieu denken. Stuur ze naar de tuinen van Mien Ruys: een omgeving die uitnodigt tot luisteren en loslaten. Tegelijk krijgen ze inspiratie voor hun eigen tuin of balkon. De belangrijkste activiteit is natuurlijk het diner, waarbij iedereen zijn ego laat verzachten door een glas wijn. Châteauneuf-du-Pape? Wat zou dat fijn zijn: iedereen voldaan, met de broek stiekem los, aan de tiramisu, terwijl ze over hun trots heen stappen, coalities smeden en een beleid bedenken dat ze – voor de verandering – vier jaar volhouden.

Helaas blijft het bij dromen. Eén ongevraagd advies: laat je niet verleiden door een charmant koppie op tv. Zoals mijn moeder altijd zei: van een mooi bord kun je niet eten – en een leuk gezicht betekent nog geen fatsoenlijk beleid.

Nu mijn herfstaster een plekje geven!

© Sophie Dijkgraaff

Wij maken op deze website gebruik van cookies. Een cookie is een eenvoudig klein bestandje dat met pagina’s van deze website wordt meegestuurd en door uw browser op uw harde schrijf van uw computer wordt opgeslagen.