Op een prachtige lentedag begonnen we aan ons weekendje weg. Voorop liepen onze mannen als ervaren gidsen die ons zonder omwegen naar ons doel leidden. Mijn zus en ik volgden hen. Terwijl we langs scheefgezakte grafzerken slenterden, deelden we om de beurt verhalen over onze jaarlijkse bezoeken aan Dokkum, die, net als deze keer, startten op de Algemene Begraafplaats. Eerst bezochten mijn ouders, broer, zus en ik het graf van beppe; daarna dat van beppe en pake. Sinds een paar jaar heeft mijn vader daar ook een plekje.
De begraafplaats straalt altijd een serene sfeer uit, waardoor we even stil waren. Na enkele minuten herpakten we de draad. De anekdotes van mijn vader stroomden nu over onze lippen. “Weet je nog dat avontuur met die geit?” vroeg mijn zus met een glimlach. Ik knikte instemmend. Die geschiedenis staat me nog scherp voor de geest. Als kleine jongen vond mijn vader een loslopende geit langs de weg en nam die mee naar huis. Van wat er toen gebeurde, heb ik een film in mijn hoofd. Je moet weten: mijn pake en beppe woonden in een klein huis met een schuur in de achtertuin, bereikbaar via de gang van de woning. De beelden van mijn vader die stiekem een geit door het huis probeerde te smokkelen, zijn hilarisch. Helemaal aan het einde, vlak voordat hij de smokkelroute had voltooid, zag beppe hem lopen: “Hé jonkje, wat heb je daar?” Gelukkig kon beppe om het voorval lachen. En de geit? Die moest natuurlijk weg.
Ik nam het woord over van mijn zus. Het grote kruis op de begraafplaats deed me denken aan een ander voorval. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gold er in Friesland, net als in de rest van Nederland, spertijd. Op een avond, nadat de avondklok was ingegaan, speelde mijn vader bij de sloot. Toen hij de bezetters hoorde naderen, sprintte hij de begraafplaats op, dezelfde als waar wij nu liepen te mijmeren. In het donker zocht hij snel een schuilplek. Zodra de marcherende mannen voorbij waren, stapte hij voorzichtig achter een grafzerk vandaan. Op dat moment verlichtte de maan de hemel; een kraai vloog krassend van het kruisbeeld weg. Mijn vader schrok zich wezenloos en rende zo snel als hij kon naar huis. Deze herinnering vertelde hij altijd met zoveel passie dat je de spanning die hij toen voelde, bijna zelf beleefde.
Zo deelden mijn zus en ik de belevenissen van onze vader als kleine jongen, die misschien door ons zijn ingekleurd, maar nog steeds waardevol blijven. Net op het moment dat ik uit de laan met bomen in het heldere licht van de lente wilde stappen, vlogen boven me vogels op. Het geluid van een vlucht kraaien doorbrak de stilte. Dat dit net na mijn verhaal gebeurde, vond ik opmerkelijk. Nog vreemder was het moment dat ik iets op mijn hoofd voelde landen: een flats die met een zachte plof neerviel. Een spontane lach ontsnapte uit mijn keel; ik kon niet anders dan denken dat mijn vader zo mijn versie van zijn vertelling goedkeurde.
Ons weekend in Dokkum was meer dan een reis; het herinnerde ons aan het belang van familie en de waarde van de verhalen die ons samenbinden.
© Sophie Dijkgraaff